Systemen tekenen (stap 5)

opleidingen

Meepraten?

Kom bij de facebookgroep voor pedagogen die niet bang zijn voor complexiteit!

Een plaatje van een complex systeem kan een hoop informatie opleveren. Systemen zijn vaak zo complex dat taal (per definitie lineair) de wederzijdse beïnvloeding niet goed duidelijk kan maken. Een plaatje kan dat wel. Zo’n plaatje met alle beïnvloedingsrelaties noemen we een causaaldiagram.

Zo’n diagram kan een hoop inzicht leveren, en het is bovendien een goede basis om met anderen te praten over de verschillende invloeden die in het systeem herkenbaar zijn. Maar het maken van zo’n plaatje valt nog niet mee. Hans Vermaak heeft 5 stappen beschreven om tot een goed causaal diagram te komen.

Dit is de laatste in een serie van 5 blogs waarin ik zo’n tot een goed causaaldiagram probeer te komen. Om de stappen concreet te laten zien, gebruik ik een voorbeeld over spijbelen op de middelbare school.

In stap 1 hebben we al brainstormend een flink aantal factoren gevonden waarvan we vermoeden dat ze op een of andere manier invloed hebben op spijbelen. Zie deze blog voor stap 1 van het maken van een causaaldiagram. In deze blog hebben we in stap 2 de factoren uit stap 1 aan elkaar verbonden. Deze blog vertelt over stap 3 waarin we de causaliteit hebben gecontroleerd en getypeerd (Als …. groter wordt, dan wordt …. Groter/kleiner). In stap 4 zijn we op zoek gegaan naar feedbackloops en hebben we die in cirkels hertekend. Nu dus de laatste stap:

Stap 5: zoek naar hefbomen en indicatoren voor verandering

Nu er een goed beeld is van welke factoren er een rol spelen in het ontstaan van het emergente gedrag, moeten we er achter komen welke van de factoren een goede kandidaat zijn voor ingrijpen. We willen met een interventie immers een verandering bewerkstelligen die een zo groot mogelijke impact heeft, en het liefst in de goede richting.

Hiervoor is het goed om te weten dat je een onderscheid kunt maken in verschillende soorten factoren. Zo zijn er stuurfactoren (waar je met beperkte inspanning door hefboomwerking veel kunt bereiken) en meetfactoren (waar verschuivingen in het systeem meteen opgemerkt kunnen worden). Om te vinden moet je de in- en uitgaande pijlen in een diagram te tellen. Zo kun je vier soorten factoren te onderscheiden:

  • Stuurfactoren: meer uitgaande pijlen dan ingaande pijlen
  • Meetfactoren: meer ingaande pijlen dan uitgaande pijlen
  • Ambivalente factoren: ongeveer evenveel ingaande als uitgaande factoren
  • Autonome factoren: nauwelijks ingaande of uitgaande factoren.

Stuurfactoren zijn natuurlijk de meest logische plek om in te grijpen. Let wel op dat de telling niet alles zegt. Sommige pijlen kunnen sterker zijn dan andere. Werk ook hier met je intuïtie en praat erover: zien jullie dingen niet die je wel zou verwachten, denk dan nog eens na. Waarom verwachtte je die? Wat mist er dan in het diagram?

Invloedsmatrix

Om makkelijker te bepalen wat stuurfactoren zijn, kun je een invloedsmatrix maken. In een invloedsmatrix staan alle attractoren in de rijen en in de kolommen. Je geeft in de rij aan welke factoren worden beïnvloedt.

We nemen een simpele circulaire causaliteit als voorbeeld:

                A beïnvloedt B, B beïnvloedt C, en C beïnvloedt A.

Dan krijg je deze matrix. In de eerste rij staan alle factoren die door A worden beïnvloedt. In dit voorbeeld beïnvloedt A, B, dus daar komt een kruisje. In de tweede rij komen de factoren die door B beïnvloed worden, dus er komt een kruisje bij C. Op deze manier verwerk je alle attractoren en vul je de hele matrix.

Vervolgens tel je het aantal kruisjes per rij en per kolom. De cijfers in de totaalkolom geeft het  aantal uitgaande pijlen weer. Hier moet je dus op zoek naar de stuurfactor. De rij (attractor) met het  grootste aantal uitgaande pijlen, heeft de grootste hefboom en is de beste kandidaat voor aanpassing door een interventie.

Casus

Terug naar onze casus. Aan het eind van fase 4 hadden we dit causale diagram. Dit was een versimpelde versie waarin we alleen de feedbackloops hebben opgenomen. Het was niet compleet, maar goed genoeg als voorbeeld.  

Dit diagram kunnen we nu omzetten naar een invloedsmatrix. Daarvoor moet je het aantal attractoren in het diagram tellen. Ons diagram bestaat uit 11 attractoren. We maken een tabel met voor elke attractor een rij en een kolom. Vervolgens zetten we zetten alle attractoren in de kop van de rijen en de kolommen. Zie het voorbeeld in Table 1 Invloedsmatrix.

Nu gaan we de tabel vullen. We doen voor elke rij het volgende:

  1. Kijk naar de uitgaande pijlen in het diagram.
    Autonomie heeft 1 uitgaande pijl, die loopt naar motivatie.
  2. Bepaal (in overleg) de grootte van de kracht
    Voor deze tabel heb ik gekozen voor  1 tot 3. Het maakt niet zoveel uit. In dit geval heb ik de invloed van autonomie op motivatie niet zo hoog ingeschat (pubers!), een 1
  3. Zet het getal in de matrix in de rij, en dan in de kolom die hoort bij de ontvangende kracht.
    De 1 staat nu in groen in het vakje

Deze drie stappen heb ik gedaan voor alle attractoren. Daar kwam dan de volgende invloedsmatrix uit.

Tabel 1 Invloedsmatrix

In de loop

Kijkend naar de stuurfactoren, dan springen er wat mij betreft drie uit: Motivatie, stress en Interesse. Laten we deze eens stuk voor stuk bekijken.

Motivatie

Motivatie lag als belangrijke attractor natuurlijk voor de hand. In ons diagram hebben we vooral gewerkt met interne motivatie, omdat dat het grootste effect heeft op spijbelen. Maar als indirecte attractor heeft het op nog meer attractoren effect. Dat betekent dat als je de motivatie op gang kan helpen, het een positieve spiraal in beweging kan zetten. Nu is het dus belangrijk om te weten dat er ook andere vormen van motivatie zijn. Voor school ligt externe motivatie het meest voor de hand: “Je moet naar school, want anders…”. Maar gesprekken over waarom school belangrijk is voor de toekomst kan ook effect hebben. Op het moment dat iemand weer naar school gaat (dus minder gaat spijbelen), gaat de competentie omhoog, de succes ervaring omhoog, en zo hopelijk uiteindelijk ook de intrinsieke motivatie omhoog. Dan kan het zichzelf versterkende proces, de positieve spiraal, beginnen. 

Stress

Stress is een sterke negatieve attractor. Dat betekent dat stress wegnemen of minimaliseren grote gevolgen kan hebben. Maar stress wegnemen is niet zo simpel, want stress is ook een typisch emergent verschijnsel. Je zou nu het hele proces nog een keer kunnen doen, maar dan met stress als emergent gedrag. Wellicht komen er dan extra factoren op school in beeld (ik denk gelijk weer aan relaties/vrienden) maar waarschijnlijk ook veel factoren van thuis. En aangezien stress waarschijnlijk op veel verschillende terreinen een negatieve rol speelt, is dit wellicht de moeite waard. Daar staat tegenover dat dit een factor is die moeilijk door school te beïnvloeden is. Wellicht kan de zorgmedewerker of maatschappelijk werk hier iets mee. Je zou ook kunnen denken aan dingen als meditatie of mindfulness. In alle gevallen geldt natuurlijk dat je dit met de jongere moet bespreken.

Interesse is een positieve factor en een die school meestal goed in de gaten heeft. Het is niet voor niets dat leerlingen in het MBO vaak een interesse test moeten doen. Als de interesse er niet is, zit er niet veel anders op dan een andere opleiding te gaan doen. Opwekken van interesse die er niet is, is erg lastig.

De drie grootste factoren zijn dus best lastig te beïnvloeden. Daarom wordt het interessant om te kijken naar factoren die zich bevinden in de loops van deze drie grote attractoren. Zo zie je in de loop van motivatie ook de factoren: ‘Spullen op orde’ en ‘huiswerk maken’. Dit zijn factoren waar waarschijnlijk door school wel wat aan gesleuteld kan worden.

Buiten de loop

Het model hierboven en de bijbehorende invloedsmatrix bevat alleen de attractoren die in een feedbackloop zitten. In het oorspronkelijke model waar alle attractoren in staan, staan meer factoren die ‘spullen op orde’ en ‘huiswerk maken’ beïnvloeden waaronder ‘Bijbaan’ en ‘Armoede’. Veranderingen in deze indirect attractoren kunnen natuurlijk veranderingen in de loop tot gevolg hebben. Maar deze zullen waarschijnlijk minder groot zijn dan factoren die op meerdere plekken tegelijk invloed hebben. Dit geldt zeker als de versterkende loop in een negatieve spiraal zit. Een spiraal waarin het spijbelen steeds erger wordt.

Kortom: Ga in gesprek met de betrokkenen en bekijk aan welke factoren gesleuteld kan worden. Maar pas op voor balancerende loops

Het volledige artikel vindt je hier:

https://www.researchgate.net/profile/Hans-Vermaak/publication/339644829_Vijf_stappen_om_een_causaal_diagram_te_maken/links/5e5e355592851cefa1d6e551/Vijf-stappen-om-een-causaal-diagram-te-maken.pdf

En is uit het boek:

Kessener, B., & van Oss, L. (2019). Meer dan de som der delen. Systeemdenkers over organiseren en veranderen. Management Impact.


dynamiek in pedagogiek

Wat zoek je?

Meer weten over hardnekkige pedagogische problemen?

podcast aanvragen

Ik stuur je drie dagen lang, elke dag een podcast waarin ik je vertel wat hardnekkige pedagogische problemen zo bijzonder maakt en wat dat voor jou als professional betekent.

dynamiek in pedagogiek

Deze website maakt gebruik van cookies. Door de site te blijven gebruiken, ga je akkoord met ons cookiebeleid. Meer informatie: Privacybeleid​