Een van de meest in het oog springende kenmerken van complexe systemen is hun vermogen om zich aan te passen aan de omgeving. Het is een eigenschap die gemakkelijk waarneembaar is van buitenaf. Voor deze systemen zelf is dit vermogen van onschatbare waarde. Door zich aan te passen, behouden ze hun bestaan en blijven ze functioneren. Het belang van aanpassen is dus groot.
Als je er goed over nadenkt is het ook best wel verrassend. Een systeem is niet één ding, dus als een systeem zich aanpast, dan betekent dat dat elementen van het systeem zich aanpassen en zich op een andere manier gaan organiseren zodat er in het systeem ander emergent gedrag ontstaat. Net als bij al het emergent gedrag, hoeft het niet zo te zijn dat elk element zich aanpast aan het de veranderende omgeving. Het kan zijn dat maar één element zich aanpast, waarna de elementen die beïnvloed worden door dat element zich aanpassen. Zo kan er golf van aanpassingen ontstaan waarna uiteindelijk het hele systeem is veranderd.
Denk even aan een zwerm spreeuwen: de zwerm is het systeem en de spreeuwen zijn de elementen. Wanneer er een roofvogel aan komt, splitst de zwerm zich. Maar een zwerm is niet één ding en kan dus ook niets doen. Elke vogel uit de zwerm besluit om zo ver mogelijk van de roofvogel vandaan te gaan. En afhankelijk van de plaats in de zwerm en de plaats van de roofvogel, vliegt de ene spreeuw naar links, en de andere naar rechts. Elke vogel bepaalt dit zelf, maar het resultaat op het niveau is dat de zwerm zich in twee stukken deelt. De zwerm heeft zich nu aangepast.
Aanpassen is dus ‘gewoon’ andere zelforganisatie door de elementen van het systeem. Daarmee geldt dus ook dat het moeilijk te voorspellen is welke zelforganisatie er ontstaat en dus ook welk emergent gedrag er ontstaat.
Het meest bekende voorbeeld van aanpassing aan de omgeving is waarschijnlijk evolutie. Dit voorbeeld is ook wat ingewikkelder omdat de rol van het element anders is. Een vink (als element van het ecosysteem) neemt niet het besluit om de vorm van zijn snavel te veranderen als er een nieuw soort vrucht komt. Het toeval, in dit geval genetische veranderingen, geeft een andere vorm aan de snavel. Maar omdat dit wel een voordeel oplevert voor de vink, komen er steeds mee vinken met die nieuwe snavel. De vink heeft zich nu aangepast aan de omgeving, de nieuw beschikbare vruchten. Hier is dus een aanpassing van het systeem: er is een nieuw soort vink ontstaan (emergentie) die gebruik maakt van de nieuw omgeving.
Zoals gezegd is het vermogen tot aanpassing heel belangrijk. Systemen die zich niet kunnen aanpassen, vallen uiteen of stoppen op een andere manier met functioneren. H.G. Wells zei: “Perish or Adept”. Als voorbeeld van aanpassing in evolutie kun je ook het voorbeeld nemen van het wegvallen van een voedselbron (of leefgebied). Als er binnen het systeem geen mogelijkheid bestaat om zich aan te passen, zullen de vinken die afhankelijk zijn van die voedselbron sterven. Het aanpassen van de snavel is een manier om te overleven. Maar een andere voedselbron leren eten is ook een oplossing. Of hoger leren vliegen waar nog wel bessen zijn (bijvoorbeeld). Allemaal aanpassingen aan de bestaande omgeving. Hoe het systeem zich aanpast hangt af van allerlei omstandigheden, waarbij ook toeval een grote rol speelt. Maar niet aanpassen is ophouden met bestaan.
Het vermogen tot aanpassing zie je in allerlei complexe systemen: personen, gezinnen, organisaties, en maatschappijen bijvoorbeeld. In de praktijk zijn voor ons als pedagogen twee soorten complexe systemen belangrijk: mensen (kinderen) en gezinnen.
Bij mensen wordt vermogen tot aanpassing vaak aangeduid met de Engelse term resilience, in het Nederlands vaak vertaalt met ‘weerbaarheid’. De weerbaarheid van mensen en kinderen is uitgebreid onderzocht, maar niet altijd vanuit een complex perspectief. Maar als je de onderzoeken leest, herken je de complexiteit gelijk (hoop ik). Risico- en beschermingsfactoren zijn gewoon factoren in het systeem die naar een bepaald evenwicht trekken. Dat niet alle factoren altijd even goed werken, heeft te maken met hoe in dat specifieke systemen de relaties (causale verbanden) lopen.
Ook het aanpassen in gezinnen zie je regelmatig: zo worden de rollen (van elementen) anders verdeeld met de komst van een nieuw kind. Het nu oudste kind krijgt meer verantwoordelijkheden, moet zijn ouders gaan delen. Ouders moeten hun aandacht gaan delen en weer om leren gaan met nachtvoedingen en luiers.
Na een scheiding zal een gezinssysteem zich misschien verdelen in twee subsystemen. Als dat niet goed gaat, als de nieuwe systemen zich niet goed aanpassen, kan het er voor zorgen dat ze niet meer goed functioneren. Zo kan het nieuwe gezin misschien niet meer de veilige thuishaven zijn voor de gezinsleden, of kan het gezin onvoldoende de ontwikkeling van de kinderen in het systeem stimuleren (zie voor voorbeelden deze blog over complexe scheidingen). Ik gebruik hier expres het woord ‘systeem’ en niet ‘ouder’.
De kosten van aanpassingsvermogen
Het vermogen tot aanpassen is dus een essentieel onderdeel van systemen. Maar dit vermogen heeft een prijs. Dat klinkt misschien zwaar, dus misschien kun je beter zeggen: het kost iets.
Een systeem, zoals bijvoorbeeld een gezin (=opvoedsysteem), heeft zichzelf zo georganiseerd dat alle krachten elkaar in evenwicht houden: de opvoedonzekerheid van moeder word gebalanceerd door de rust van vader; de afwezigheid van vader wordt gecompenseerd door praktische steun van Oma; de onrust van het kind wordt gecompenseerd door de duidelijke structuur in de opvoeding. Zolang alles hetzelfde blijft, houdt alles elkaar in evenwicht en blijft de huidige situatie bestaan.
Maar als er een kracht wegvalt, dan zal het systeem zich anders gaan organiseren. Stel je voor dat Oma gaat verhuizen, en zij dus als compenserende kracht wegvalt. Dan kan het hele systeem kantelen en anders, misschien minder goed, gaan functioneren. De kinderen gaan naar de naschoolsopvang i.p.v. naar Oma. Dit betekent meer stress want Oma kookte ook altijd en nu moet er altijd iemand op tijd bij de opvang zijn.
Maar als er nog een buurvrouw in het systeem is, die de rol van steun kan overnemen, dan blijft alles bij het oude. De kinderen gingen na school nu naar de buurvrouw i.p.v. naar oma. En ondanks dat die niet kookt, is de druk van het ophalen er niet. Er is een ander evenwicht, maar nog steeds goed functionerend.
De rol van de buurvrouw was in het oorspronkelijk evenwicht (met Oma) niet nodig, speelde wellicht geen rol van betekenis, maar ze was er wel. Haar aanwezigheid was dus eigenlijk overbodig. Maar doordat ze er was, kon het systeem zich na verandering (het wegvallen van de steun van Oma) aanpassen.
Maar de buurvrouw doet dat alleen als er een relatie is. En die relatie moet opgebouwd en onderhouden zijn. Zelfs als ze geen rol van betekenis speelt in het evenwicht met Oma.
En op deze manier kan je naar kwetsbaarheid van personen of gezinnen kijken. Als er geen energie is voor ‘overbodige’ relaties in een (gezins)systeem, dan zal bij de minste verandering het systeem al uit elkaar vallen/stoppen met goed functioneren. Die ‘overbodige’ relaties spelen kunnen namelijk wel een rol gaan spelen wanneer systemen zichzelf opnieuw moeten organiseren (lees: aanpassen) aan veranderingen.
Het hebben van steunbronnen is dus heel belangrijk. Niet alleen voor het huidige functioneren van een systeem, maar vooral ook bij verandering. Als het systeem zich moet aanpassen, kan het zijn dat de relatie met steun ook aanpast. Een luisterend oor kan veranderen in praktische steun, een buurvrouw kent iemand die kan helpen en de opvoedondersteuner kan doorverwijzen naar de huisarts. Kijk maar eens naar dit artikel van het NJI over het belang van vriendschappen voor mentale weerbaarheid bij jongeren.
Voor een blijvend goed functioneren systeem, dus voor lange termijn oplossingen, is het dus belangrijk om zoveel mogelijk overbodige elementen in een systeem te krijgen als het systeem aankan. En dat is dus ook gelijk de vinger op de zere plek. Je moet het systeem aanpassen zodat het zich in de toekomst makkelijker kan aanpassen. Lastig allemaal.
Benieuwd waarom systeemdenken en complexiteit zo belangrijk is voor de pedagogiek? Lees dan deze blog over pedagogische complexiteit.
Als kinderen zich goed kunnen aanpassen aan veranderende omstandigheden, noemen we dat weerbaarheid. Lees hier een Engelstalig artikel over weerbaarheid en aanpassingsvermogen.