Soms krijg ik de vraag: “Als het nou allemaal zo ingewikkeld is, en als je nou nooit weet wat het effect is, moet je dan zomaar wat doen?”
Natuurlijk niet. Als je een puzzle of problem hebt, doe je gewoon wat je op je opleiding geleerd hebt: Je werkt methodisch, kijkt welke probleem elementen er zijn, bedenkt daar een oplossing voor en monitort of het allemaal goed gaat. Maar zoals we hebben gezien, als het probleem een mess is gaat dat waarschijnlijk niet werken. Wat moet je dan doen?
Om te beginnen moet je zorgen dat je het probleem, inclusief alle probleemelementen, goed in kaart hebt. Verder zorg je dat het voor iedereen duidelijk is wat het doel is. Dan kan je beginnen met het inventariseren en afwegen van handelingsmogelijkheden.
Ga daarna brainstormen over welke mogelijkheden er zijn. Wat je niet moet doen is voor elk probleemelement een oplossing bedenken en uitvoeren, onafhankelijk van elkaar. Dat werkt voor problems, maar niet voor messes. Kijk vooral naar interventies die zoveel mogelijk probleemelementen oplossen, zonder nieuwe problemen te creëren (sommige interventies leveren stress op. Als stress een probleemelement is, dan is die interventie geen goede keuze). Je kunt beginnen met interventies voor een specifiek probleem, maar het is handiger om te beginnen bij algemeen werkzame factoren. Dit zijn factoren die altijd een positieve invloed hebben, ongeacht wat het probleem is. De relatie met de cliënt is zo’n algemeen werkzame factor. Door hiermee te beginnen kun je een positieve spiraal inzetten, terwijl je vrij zeker weet dat je geen negatief effect hebt. Het heeft als bijkomend voordeel dat het systeem in beweging komt, wat weer informatie kan opleveren.
Als je de gekozen interventies gaat uitvoeren, ben je nog niet. De voortgang in de gaten houden, is natuurlijk een standaard werkwijze (als het goed is), maar voor complexe systemen is dit extra van belang. Kijk of je veranderingen ziet in het emergente gedrag, dat is je voortgang. Soms zie je dat interventies wel effecten hebben, maar dat het gewenste emergente gedrag niet ontstaat. Je hebt bijvoorbeeld een interventie om kinderen meer buiten te laten spelen om zo obesitas te bestrijden. Als kinderen wel buiten gaan spelen, maar niet afvallen, is het doel niet bereikt. Let er op dat het effect van de interventie niet het doel wordt.
Maar wat belangrijker is, je moet niet alleen kijken naar welk emergent gedrag er ontstaat. Je moet heel goed kijken naar hoe dat emergente gedrag ontstaat. Doordat het systeem in beweging komt, gaat veranderen, kunnen er attractoren tevoorschijn komen die je niet eerder kon zien. En deze nieuwe attractoren kunnen wel eens heel belangrijk zijn. Zoals een onzichtbare muur die je pas opmerkt als je er met je neus tegenaan loopt. Doe dit monitoren actief en uitgebreid met het hele systeem, inclusief cliënt. Laat hen meedenken in wat er goed gaat, wat er minder gaat en waarom.
Op basis daarvan kan je eventuele aanpassingen maken, maar daarover later meer.
Bronnen:
Meer over Werkzame factoren in de hulp aan gezinnen met meervoudige en complexe problemen? Klik hier voor een artikel van Richtlijnen jeugdhulp en jeugdbescherming.
Een standaard werk over algemene werkzame factoren: Algemeen en specifiek werkzame factoren in de jeugdzorg